Het kwekersrecht is een vorm van intellectueel eigendomsrecht die specifiek gericht is op de bescherming van nieuwe plantenrassen. Dit recht verleent exclusieve rechten aan kwekers die een nieuw, onderscheidend en waardevol ras hebben ontwikkeld. Voor bedrijven in de landbouw-, tuinbouw- en sierplantensector is het kwekersrecht van cruciaal belang, omdat het hen de mogelijkheid biedt om investeringen in onderzoek en ontwikkeling te beschermen en commerciële voordelen te behalen.
Hieronder bespreken we wat het kwekersrecht inhoudt, de beschermingsvereisten, de verleningsprocedure, de inhoud van de exclusieve rechten, en de duur van de bescherming.
Wat is het kwekersrecht?
Het kwekersrecht biedt bescherming aan kwekers die een nieuw plantenras hebben ontwikkeld (de wet spreekt over rassen van botanische geslachten en soorten). Het verleent de kweker het exclusieve recht om het ras te vermeerderen en te verhandelen. Dit recht stelt de kweker in staat om te profiteren van zijn inspanningen, bijvoorbeeld door het ras zelf op de markt te brengen of licenties te verlenen aan andere partijen.
In België wordt het kwekersrecht geregeld door de Titel 3 van Boek XI van het Wetboek van Economisch Recht en door het koninklijk besluit van 12 mei 2015, die de bescherming van plantenrassen op nationaal niveau vastlegt. Daarnaast is er het Europese kwekersrecht, dat wordt beheerd door het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO), en biedt bescherming in alle EU-lidstaten. België is ook partij bij de internationale UPOV-overeenkomst (International Union for the Protection of New Varieties of Plants), die de wereldwijde bescherming van plantenrassen harmoniseert.
Beschermingsvereisten voor het kwekersrecht
Om in aanmerking te komen voor kwekersrechtelijke bescherming, moet een nieuw plantenras voldoen aan vier belangrijke criteria én een geschikte naam krijgen:
1. Onderscheidbaarheid
Het plantenras moet onderscheidbaar zijn van bestaande rassen (art. XI.106 WER). Een ras wordt als onderscheidbaar beschouwd indien het door de expressie van de eigenschappen die voortvloeit uit een bepaald genotype of combinatie van genotypen, duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras waarvan het bestaan algemeen bekend is op de datum van indiening van de aanvraag of op de voorrangsdatum. Onderscheidbare kenmerken kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de grootte, kleur, vorm of andere specifieke eigenschappen van de plant.
Het bestaan van een ander ras wordt als algemeen bekend beschouwd, indien op de datum van indiening van de aanvraag of op de voorrangsdatum :
1° dat andere ras al het voorwerp van een kwekersrecht uitmaakt, of het ras in een officieel rassenregister is opgenomen in enige Staat of in een intergouvernementele organisatie die op dit gebied bevoegd is;
2° voor dat andere ras al een aanvraag voor het verlenen van een kwekersrecht of tot opneming ervan in een officieel rassenregister is ingediend, mits de aanvraag intussen heeft geleid tot de verlening van de bescherming of tot de inschrijving in het register;
3° de teelt of de verhandeling van dat andere ras reeds begonnen is;
4° dat andere ras in een referentiecollectie komt, of in een publicatie nauwkeurig beschreven wordt.
Er dient sprake te zijn van een ras dat is gekweekt óf van een ras dat is ontdekt en verder ontwikkeld (art. XI.111 WER)
2. Homogeniteit
Het ras moet homogeen zijn (art. XI.107 WER), wat betekent dat het voldoende homogeen moet zijn in de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, behoudens de variatie die mag worden verwacht in verband met de bijzonderheden die eigen zijn aan de vermeerdering ervan.
3. Bestendigheid
Het ras moet bestendig zijn (art. XI.108 WER), wat inhoudt dat de expressie van de eigenschappen die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek van de onderscheidbaarheid, alsmede van elke andere eigenschap die voor de rasbeschrijving wordt gebruikt, onveranderd blijft na achtereenvolgende vermeerderingen of, in het geval van een bijzondere vermeerderingscyclus, aan het eind van elke cyclus
4. Nieuwheid
Het ras moet nieuw zijn op het moment dat het kwekersrecht wordt aangevraagd (art. XI.109 WER). Deze nieuwheidsvereiste is verschillend als die van het octrooirecht. In het kwekersrecht betekent dit dat rascomponenten of oogstmateriaal van het ras vóór de indiening van de aanvraag niet langer dan één jaar in België of vier jaar (voor bomen of wijnstokken) in andere landen zijn verkocht met het oog op de exploitatie ervan..
5. Benaming
Het ras moet worden aangeduid met een benaming (art. XI.110 WER). De geschiktheid van de naam zal door de Dienst Intellectuele Eigendom worden onderzocht, op basis van een aantal voorwaarden vermeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 12 mei 2015 (art. XI.136 §2 WER). De naam mag zeker geen verwarring veroorzaken met de benaming van een ander ras van dezelfde botanische soort of van een verwante soort (art. XI.1199, §3 WER). Bij het commercialiseren van het ras dient deze rasbenaming gebruikt te worden (art. XI.118 WER).
Verleningsprocedure voor het kwekersrecht
Het verkrijgen van kwekersrecht verloopt via een formele aanvraagprocedure. De procedure kan nationaal, op Europees of internationaal niveau plaatsvinden, afhankelijk van het beschermingsgebied dat de kweker wenst. Hieronder bespreken we de belangrijkste stappen in de verleningsprocedure.
1. Nationale Procedure
Voor bescherming binnen België moet een aanvraag door de kweker (of zijn rechthebbende) worden ingediend bij de Dienst voor de Intellectuele Eigendom (DIE). Na het indienen van de aanvraag volgt een formeel onderzoek, gevolgd door het inschrijven van de aanvraag in het Register der Aanvragen. Vervolgens gebeurt er een onderzoek ten gronde
De aanvraag moet onder meer informatie bevatten over het nieuwe ras, een technische beschrijving en een voorstel voor de naam van het ras.
2. Europese Procedure
Voor bescherming in alle EU-lidstaten kan de kweker een aanvraag indienen bij het Communautair Bureau voor Plantenrassen (CPVO). De aanvraag wordt gevolgd door een onderzoek naar de technische aspecten van het ras om te beoordelen of het aan de bovengenoemde criteria voldoet. Het CPVO voert dit onderzoek doorgaans uit in samenwerking met bevoegde nationale onderzoeksinstellingen.
3. Internationale Procedure
Voor bescherming buiten de Europese Unie kunnen kwekers een beroep doen op de UPOV-overeenkomst. Hoewel er geen centrale internationale aanvraagprocedure bestaat, kunnen kwekers via UPOV-landen dezelfde aanvraag indienen voor bescherming in verschillende landen. Dit proces is vooral nuttig voor bedrijven die wereldwijd opereren.
Inhoud van de exclusieve rechten
Wanneer een kweker kwekersrechtelijke bescherming verkrijgt, verleent dit hem een aantal exclusieve rechten op het nieuwe plantenras. Deze rechten zijn essentieel om de kweker in staat te stellen zijn investering te beschermen en commerciële voordelen te behalen. De belangrijkste exclusieve rechten zijn:
1. Recht op exclusieve exploitatie
De houder van het kwekersrecht heeft volgens artikel XI.113 het exclusieve recht om de rascomponenten (namelijk de volledige planten of plantendelen) commercieel voor te brengen, te vermeerderen op te slaan of in de handel te brengen.
Het recht van de kweker slaat volgens artikel XI.114 niet alleen op het beschermde ras zelf, maar ook op:
- rassen die in wezen afgeleid zijn van het beschermde ras als het beschermde ras zelf niet een in wezen afgeleid ras is,
- rassen die, overeenkomstig artikel XI.106, niet duidelijk te onderscheiden zijn van het beschermde ras,
- rassen waarvan de voortbrenging het herhaalde gebruik van het beschermde ras vereist. Dit zijn de zogenaamde hybride rassen.
2. Recht op verlenen van licenties
De kweker kan anderen toestemming geven om het ras te gebruiken door middel van een licentieovereenkomst. Deze licentie stelt derden in staat om het ras te vermeerderen en op de markt te brengen, vaak in ruil voor een licentievergoeding. Dit is een populaire strategie voor kwekers die hun rassen op bredere schaal willen exploiteren zonder zelf actief betrokken te zijn bij de productie.
3. Recht om op te treden tegen inbreuken
De kweker heeft het recht om juridische stappen te ondernemen tegen derden die zonder toestemming gebruikmaken van het beschermde plantenras. De kweker kan de rechter de stopzetting van deze namaak vragen en een schadevergoeding eisen.
Uitzonderingen en beperkingen
Het kwekersrecht is niet absoluut. In bepaalde omstandigheden voorziet de wet in uitzonderingen die de vrije toepassing van de exclusieve kwekersrechten beperken
1. De algemene uitzonderingen
Artikel XI.116 WER voorziet in enkele uitzonderingen op de exclusieve rechten van de kweker:
a. Privé- en Niet-Commercieel Gebruik
De bescherming van het kwekersrecht geldt niet voor handelingen die worden verricht voor privé- en niet-commerciële doeleinden. Dit betekent dat particulieren het beschermde plantenras mogen vermeerderen en gebruiken in hun eigen tuin of voor hun persoonlijke activiteiten, zolang dit gebruik niet commercieel is. Dit biedt burgers de vrijheid om beschermde rassen te gebruiken zonder dat de kweker hierop aanspraak kan maken.
b. Experimentele doeleinden
Het kwekersrecht is ook niet van toepassing op handelingen die worden verricht voor experimentele doeleinden. Dit stelt onderzoekers in staat om beschermde rassen te bestuderen, testen en gebruiken voor onderzoek naar nieuwe variëteiten of andere wetenschappelijke toepassingen, zonder dat dit een inbreuk op de kwekersrechten vormt. Hierdoor wordt innovatie in de landbouwsector bevorderd.
c. Kweken van nieuwe rassen (Breeders’ Exemption)
Het kwekersrecht belemmert andere kwekers niet om een beschermd ras (de genetische bron) te gebruiken als basis voor het ontwikkelen van verbeterde plantenrassen. Deze zogenaamde breeders’ exemption is een fundamentele uitzondering die stelt dat kwekers beschermd materiaal mogen gebruiken voor het creëren van een nieuw eigen ras. Deze uitzondering is cruciaal voor de voortdurende innovatie en veredeling van plantenrassen.
2. Farmer’s Privilege
Artikel XI.115 WER behandelt het zogenaamde farmer’s privilege, dat landbouwers toestaat een deel van zijn geoogst materiaal van een beschermd ras als zaad kan bewaren en het volgende seizoen opnieuw kan , zonder dat daarvoor toestemming van de kweker nodig is. De nadere uitwerking is terug te vinden in het koninklijk besluit van 12 mei 2015 en geldt enkel tot bepaalde granen en aardappelen.
3. Europese uitputting van het kwekersrecht
Artikel XI.117 WER stelt de regel van uitputting van het kwekersrecht. Dit beginsel houdt in dat het exclusieve recht van de kweker om het teelmateriaal (zijnde rascomponenten, oogstmaterialen of rechtstreeks daaruit gemaakte producten) te controleren een einde neemt, zodra hij dit teelmateriaal binnen de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel heeft gebracht (of daartoe toestemming heeft gegeven).
4. Dwanglicenties
De Minister van Economie kan eveneens het kwekersrecht inperken door een niet-exclusieve gedwongen licentie in te voeren in het algemeen belang. Dit zal het geval zijn wanneer de kweker niet bereid is om noodzakelijke licenties te verlenen tegen billijke voorwaarden zodat de markt van vermeerderingsmateriaal kan voorzien worden. Ook om een afgeleid ras te exploiteren kan de Minister een dwanglicentie invoeren of om een octrooihouder op een biotechnologische uitvinding toe te laten zijn octrooi te exploiteren met schending van een ouder kwekersrecht.
Beschermingsduur van het kwekersrecht
De beschermingstermijn van het kwekersrecht varieert afhankelijk van het type plantenras. Over het algemeen geldt het kwekersrecht voor een periode van:
- 25 jaar voor de meeste plantenrassen;
- 30 jaar voor bomen, wijnstokken en aardappelrassen.
Tijdens deze periode dienen wel de jaarlijkse taksen te worden betaald, zoniet vervalt het kwekersrecht
Na het verstrijken van bovenstaande termijnen vervalt de bescherming hoe dan ook en komt het plantenras in het publieke domein terecht, wat betekent dat iedereen het ras vrij kan vermeerderen en verhandelen zonder toestemming van de oorspronkelijke kweker.
Conclusie
Het kwekersrecht is een krachtige vorm van intellectuele eigendom die essentiële bescherming biedt aan kwekers die nieuwe, innovatieve plantenrassen ontwikkelen. Door het exclusieve recht om het ras te vermeerderen en te exploiteren, kunnen kwekers hun investering beschermen en een belangrijke concurrentiepositie op de markt verkrijgen. De vereisten voor bescherming, zoals onderscheidbaarheid, homogeniteit, bestendigheid en nieuwheid, zijn strikte normen die ervoor zorgen dat alleen waardevolle nieuwe rassen in aanmerking komen voor bescherming.
Met een duidelijke en goed georganiseerde verleningsprocedure op nationaal, Europees en internationaal niveau, kunnen kwekers hun rassen beschermen binnen de markten waarin ze actief zijn. De beschermingsduur van 25 tot 30 jaar biedt voldoende tijd om een commercieel voordeel te behalen uit hun rassen, terwijl licenties en handhaving de mogelijkheid bieden om inbreuken tegen te gaan en marktkansen te maximaliseren.